Ardenne Castle, or the Royal Castle of Ardenne (Château Royal d'Ardenne, formerly also spelled "Hardenne") was situated in the municipality of Houyet in Belgium not far from Ciergnon Castle. The construction of the building was ordered in 1874 by King Leopold II of Belgium, to the plans of his architect Alphonse Balat. It replaced an older hunting lodge built in the 1830s by Leopold I. King Leopold II wanted to promote the Belgian region of the Ardennes as a holiday destination for the fashionable set. To this end he had his château converted into a luxury hotel. A railway station in the corner of the park made the remote castle accessible to tourists. An 18-hole golf course was installed in the park. The Compagnie Internationale des Grands Hotels ran the hotel from 1898 onwards. It finally closed its doors in 1950, and was then destroyed by fire in 1968. The remains were demolished in 1970. Today only the "Tour Léopold", a pavilion in the beautiful park, remains of the vast castle. It serves as a club house to the Royal Golf Club du Château Royal d'Ardenne.

Le Château royal d'Ardenne, situé à Houyet, à 15 km de Dinant, est un hôtel de luxe ouvert en 1891, fermé définitivement en 1949. Laissé à l'abandon il est détruit par un incendie en 1968 et ses ruines sont rasées en 1972. Contexte En 1837, Léopold fait l'acquisition de ce qui devient le Domaine d'Ardenne. En 1840, il fait construire à Ciergnon un château de plaisance pour la reine Louise-Marie. Ce château est toujours aujourd'hui résidence royale. Sur le domaine d'Ardenne, à Houyet, le roi Léopold rachète à la famille Orban leur grosse demeure de campagne pour en faire son pavillon de chasse. En 1843, il ordonne la construction du Château du Rocher (qui deviendra la Tour du Rocher) sur le domaine à Houyet. En 1865, Léopold II succède à son père et fait construire de 1874 à 1891, à l'emplacement du pavillon de chasse initialement acheté par son père, le Château d'Ardenne selon les plans de l'architecte Alphonse Balat. En 1872, l'entrepreneur liégeois Georges Nagelmackers a l'idée de mettre sur pied un réseau ferré de luxe à l'image des États-Unis. Il reçoit notamment le soutien de Léopold II et son projet fini par aboutir en 1876 avec la Compagnie Internationale des Wagons-Lits et des Grands Express Européens. En en devenant actionnaire, le roi, ne voulait pas seulement favoriser l'expansion du chemin de fer mais aussi attirer les touristes vers la Belgique et le Château Royal d'Ardenne devait en être une destination phare pour les riches touristes et hommes d'affaires du monde entier. Ce domaine des Ardennes ainsi que Houyet furent dès lors connus comme "La petite Suisse Belge". En 1878, une seconde tour est construite dans le parc, subsistant aujourd'hui sous le nom de Tour Léopold. En 1897, une annexe au château est construite selon les plans de l'architecte Alban Chambon (qui réalisa également l'hôtel Métropole à Bruxelles). Le 23 juin 1898, une gare reliée au château, la Halte royale d'Ardenne est ouverte le long de la ligne 166. Elle sera fermée en 1919. Hôtel La gestion de l'hôtel fut confiée au colonel anglais James North qui décéda en 1898 avant de pouvoir exercer son mandat. Le bail d'exploitation de l'hôtel fut alors remis à Georges Nagelmackers et donc, à la Compagnie Internationale des Grands Hôtels Européens, une filiale de la Compagnie Internationale des Wagons-Lits et des Grands Express Européens. Après le décès de Léopold II en 1909, l'hôtel est fermé et rouvre en 1912 sous la gestion d'une autre société, la société Hôtel du Château Royal d'Ardenne. Il devient l'une des propriétés de l'homme d'affaires Georges Marquet. Durant la Première Guerre mondiale, le château est occupé et pillé par les troupes françaises et allemandes. En 1920, il rouvre sous la direction de Georges Marquet: il restera sous la direction de 3 générations de la famille Marquet jusqu'à sa fermeture. En 1940, Joachim von Ribbentrop y installe ses quartiers. En 1941 il est officiellement réquisitionné par l'armée Allemande. En 1944, il est occupé par les Britanniques puis par les Américains. En 1945, toujours sous la tutelle de Georges Marquet, il rouvre au public sous la direction de Léon Elleboudt et Marie-Louise Lemineur. Terrain de golf L'hôtel ferme définitivement en septembre 1949. Son mobilier est dispersé en vente publique en 1950. En mars 1950, le baron Gaston Braun reçoit en location, de la Donation royale, le terrain de golf du château d'Ardenne (parcours de 9 trous) ainsi que la tour Léopold qui sera utilisée comme Club House. Le château est quant à lui laissé à l'abandon. Il prend feu le 23 août 1968. Entre 1970 et 1972, les ruines du château et l'annexe, encore intactes, sont rasées. En 1975, la Tour du rocher est dynamitée. En 1992, le parcours de golf est agrandi à 18 trous.

Het Château Royal d'Ardenne in Houyet, vlak bij Ciergnon en op 15 km van Dinant, was een koninklijk kasteel dat van 1891 tot 1949 dienstdeed als luxehotel. In 1969 is het afgebrand. Koninklijke residentie Op 21 maart 1837 kocht koning Leopold I 708 hectare grond genaamd "Terre d'Hardenne et de Férage". In dit domein, doorkruist door de Lesse en de Ywoigne, liet hij een rotstoren bouwen (1843) en breidde hij een bestaand jachtpaviljoen uit met twee torens. In dezelfde periode startte koning Leopold I ook met de bouw van een buitenverblijf enig kilometers verderop: het Kasteel van Ciergnon. Na de troonswisseling liet koning Leopold II in 1874 het landhuis van zijn vader afbreken om plaats te maken voor het nieuwe Château Royal d'Ardenne. Het gebouw van architect Alphonse Balat was in 1891 gereed. De tuinen werden aangelegd door de Franse landschapsarchitect Elie Lainé. Hotel Nog vóór hij echt gebruik had kunnen maken van het kasteel, veranderde Leopold compleet van idee. In plaats van een koninklijk buitenverblijf zou Ardenne een luxehotel worden met 140 kamers. Het Château Royal d'Ardenne was een aantrekkelijke bestemming die het toerisme van de gegoede burgerij naar de Ardennen zou bevorderen. In 1897-98 werd een hotelgebouw opgetrokken naar plannen van Alban Chambon. Het werd annexe genoemd maar was niet minder somptueus dan het hoofdgebouw. Elke kamer beschikte over ongeëvenaard comfort: badkamer, stromend water, elektrische verlichting en zelfs telefoon. Het hotel kreeg toen ook een eigen stationnetje op de spoorlijn 166: de Halte royale d'Ardenne. De eerste golfbaan van het land werd er aangelegd. Het hotel werd aanvankelijk beheerd door Kolonel James North. Na diens overlijden in 1898 werd het verhuurd aan de Compagnie Internationale des Grands Hôtels, dochter van de Compagnie Internationale des Wagons-Lits (CIWL). Na het ontbinden van de Compagnie Internationale des Grands Hôtels (1907) nam Kolonel Alexis Mols het huurcontract over. De operatie werd doorkruist door het overlijden van Leopold II in 1909. Hierdoor belandde het domein, dat toen al 4.200 hectaren telde, in de Koninklijke Schenking. Het hotel werd even gesloten maar heropende in 1912. In dat jaar had Mols op advies van koning Albert I de firma Hôtel du Château d'Ardenne à Houyet opgericht, die op zijn beurt de uitbating toevertrouwde aan de firma Les Grands Hôtels Belges, met als sterke figuur Georges Marquet. Oorlogen In de Eerste Wereldoorlog had het hotel te lijden onder plunderende troepen (eerst Franse, dan Duitse). Het werd pas in 1920 opnieuw geopend. Het aantal kamers werd uitgebreid tot 200 (1927) en het domein kreeg een eigen vliegveld (1929). De schade in de Tweede Wereldoorlog was nog erger dan de eerste. Joachim von Ribbentrop bracht er zijn hoofdkwartier onder. Na de bevrijding was op het domein de commandopost van het Amerikaanse Vijftiende Leger, die het tijdens het Ardennenoffensief echter terug evacueerden. Na de oorlog werkten op het domein nog enige tijd Duitse krijgsgevangenen. Het echtpaar Elleboudt-Lemineur hield het na de oorlog nog een viertal jaar open, maar de markt voor luxetoerisme uit Frankrijk en Engeland bleek opgedroogd. In 1949 viel het doek definitief. Het meubilair werd openbaar verkocht (1950) en de rotstoren werd het Club House van de Royal Golf Club d'Ardenne. Brand Het kasteel zelf stond al die tijd leeg en is in 1968 afgebrand bij het uitvoeren van dakwerken in opdracht van de Koninklijke Schenking. De tuinsculpturen werden overgebracht naar het Park van Laken (onder meer de Zeepaarden van Thomas Vinçotte) en de ruïnes werden in de jaren 1970 opgeruimd. Hoewel het bijgebouw van Chambon geen schade had geleden, werd het eveneens afgebroken. De rotstoren werd in 1975 opgeblazen, zodat de Leopoldtoren nog het enige overblijfsel is.