Alden Biesen Castle
Limburg Vlaams Gewest Belgium
castle, chateau
Commanderie d'Alden Biesen
Limburg Vlaams Gewest Belgium
castle, chateau
Landcommanderij Alden Biesen
Limburg Vlaams Gewest Belgium
castle, chateau
Alden Biesen is a 16th-century castle in Belgium, located in the small village of Rijkhoven in the municipality of Bilzen in the province of Limburg
La commanderie d'Alden Biesen était un monastère-château de l'ordre Teutonique, et le siège de la grande commanderie des Vieux-Joncs, dont le nom latin était Balivia de Juncis, un des douze grands bailliages du gouvernement de l'ordre teutonique du Saint-Empire romain du xiiie siècle à la Révolution française
Alden Biesen is de vroegere landcommanderij van de Duitse Orde in Rijkhoven, Bilzen en tot 1795 de hoofdzetel van de balije Biesen
Previous names
Alden Biesen Castle, Commanderie d'Alden Biesen, Landcommanderij Alden Biesen
Description
Alden Biesen is a 16th-century castle in Belgium, located in the small village of Rijkhoven in the municipality of Bilzen in the province of Limburg. Present day The castle is used today as a cultural centre and conference centre. Festivals such as the Scottish weekend or the International Story Festival are held there. In addition, "European Classes" take place, intended to foster international learning and collaboration between students. The first ever RSPBA Major Pipe Band Championship held outside the UK was the European Pipe Band Championships held there in September 2003. In addition to the moated castle, the complex contains a church and gardens. History The knights of the Teutonic Order founded the Landcommanderij Alden Biesen ("commandery of Alden Biesen") in the 11th century, but the current buildings were constructed between the 16th and 18th centuries.[1] It was the headquarters of a bailiwick or province of the Teutonic Order in the region of the Maas and Rhine. On 8 March 1971 the building burnt down and was acquired by the government and restored.
La commanderie d'Alden Biesen était un monastère-château de l'ordre Teutonique, et le siège de la grande commanderie des Vieux-Joncs, dont le nom latin était Balivia de Juncis, un des douze grands bailliages du gouvernement de l'ordre teutonique du Saint-Empire romain du xiiie siècle à la Révolution française. Entièrement rénové, c'est aujourd'hui (2014) un centre international de conférences. Introduction Ensemble architectural construit du xiiie au xviiie siècle par l'ordre des chevaliers Teutoniques dans l'ancienne Principauté de Liège, ce domaine et son château sont situés dans la Province de Limbourg de Belgique. Le domaine est offert en 1220 à l'ordre des chevaliers Teutoniques, une confrérie hospitalière allemande, devenue ordre militaire. Du xvie siècle au xviie siècle, l'ordre construit ce château et au xviiie siècle, un des derniers commandeurs va le transformer en résidence de style baroque tardif agrémentée d'un parc à l'anglaise. Après un violent incendie, en 1971, le site est classé en 2000, entièrement restauré, et aménagé en centre de conférence international. Son ancien hospice est aujourd'hui une brasserie. Historique de la grande commanderie Fondateurs et donateurs de la commanderie L'établissement de la commanderie des Vieux-Joncs doit son origine à la pieuse libéralité d'Arnold, comte de Looz, et de Mathilde d'Are, abbesse de Munsterbilzen, qui, en l'année 1220, donnèrent, conjointement, à l'ordre des chevaliers Teutoniques, une chapelle bâtie, en 1216, dans un lieu où foisonnait les joncs, et appelée pour cette raison la chapelle de Vieux-Joncs. Cette donation, comprenant tous les revenus et dépendances de la chapelle, fut faite à titre de subside, dit la charte, pour ceux qui mènent la guerre en l'honneur de Dieu et ont soin des infirmes et des malades. Approbation du Prince-Évêque de Liège La même donation est approuvée par Hugues de Pierrepont, prince-évêque de Liège, en 1220. La Commanderie érigée en Grande Commanderie L'établissement de Vieux-Joncs, siège d'une Commanderie devient ensuite celui d'une Grande Commanderie. Le pape Alexandre IV, par une bulle de l'an 1257, va confirmer toutes les libertés, immunités et indulgences accordées par ses prédécesseurs à l'ordre Teutonique. En 1258 le pape Alexandre IV, adresse une bulle à tous les archevêques, évêques et autres autorités ecclésiastiques, prescrivant qu'on ne pourra exiger aucune taxe des biens appartenant aux chevaliers de l'ordre Teutonique. Statut de la Grande Commanderie Le manuscrit qui renferme les nouveaux statuts de l'ordre, est retrouvé dans les archives de la commanderie de Gruitrode dans la Campine belge. Il se trouve aujourd'hui aux Archives de la ville de Maastricht. Destination actuelle Magnifiquement restauré, le château est actuellement un centre culturel de la Communauté flamande. Ce centre culturel d’Alden Biesen n'est pas seulement pour les activités historiques mais c’est aussi un centre de congrès voué à destination touristique et culturelle.
Alden Biesen is de vroegere landcommanderij van de Duitse Orde in Rijkhoven, Bilzen en tot 1795 de hoofdzetel van de balije Biesen. Alden Biesen is nu uitgebouwd tot een cultuurcentrum van de Vlaamse Overheid. De architecturale uitwerking van het geheel geeft blijk van een verrassende dualiteit tussen enerzijds een middeleeuwse besloten waterburcht met krijgskundige betekenis en anderzijds geeft het geheel vorm aan een weids openliggend classicistisch opgevat kasteel. Alden Biesen vroeger De landcommanderij Alden Biesen met aan het hoofd een landcommandeur, was de hoofdzetel van de balije Biesen van de Duitse Orde in het land van Maas en Rijn vanaf 1220 tot het einde van het ancien régime. Deze balije bevatte het priesterconvent en administratief centrum Commanderij Nieuwen Biesen te Maastricht (in 1468 overgegaan van Kleine Biesen te Geleen naar Maastricht) en de Commanderij van Sint-Andreas, een stadsresidentie te Luik, waar het hoofd van de balijepriesters, de grootpastor resideerde. De 10 onderhorige commanderijen (bevattende stadsresidenties, kastelen en pachthoeven met uitgestrekte landerijen), werden elk van hen beheerd door een commandeur, onder het gezag van de landcommandeur. De 12 verschillende commanderijen lagen verspreid over het huidige Belgisch Limburg, Nederlands Limburg, Vlaams-Brabant, Noord-Brabant en het huidige Duitse Noord-Rijnland. De landcommandeur zelf stond onder het gezag van de grootmeester van de Duitse Orde. De commanderijen situeerden zich bijna alle op de Oost-Westverbinding tussen Keulen, Aken, Maastricht en Leuven met als uitzondering de Rijksheerlijkheid Gemert in het hertogdom Brabant. De jongste commanderij, onderhorig aan Alden Biesen, was de Commanderij Aschaffenburg die door toedoen van landcommandeur Damian Hugo Philipp von Schönborn in 1749 toegevoegd werd aan Alden Biesen. Op een ets uit omstreeks 1700 van de hand van Romeyn de Hooghe opgevat als een wandkalender staan de gebouwen van de landcommanderij afgebeeld. De waterburcht is nog voorzien van gesloten en met een slotgracht omringde voorburchten met buitenhof en kerk. Rondom de centraal geplaatste afbeelding van de landcommanderij staan de 12 onderhorige commanderijen afgebeeld met titel en wapen. De bouwgeschiedenis, brand en renovatie Algemeen Het gebouwenbestand van Alden Biesen, gegroepeerd rond drie hoven (buitenhof, voorhof en tuin orangerie) vormt een organisch geheel dat via bedachte verkeersassen goed aansluit op het bestaande wegennet naar Hoeselt en Bilzen en weidser naar Maastricht. De opbouw van de landcommanderij De zes eeuwen durende uitbouw van deze landcommanderij is sterk verweven met het wel en wee van de Duitse Orde. Na het debacle in Palestina verplaatsten de ridderorde haar activiteiten naar West- en Oost-Europa. De orde groeide in de eerste helft van de 13e eeuw via door keizer en paus toegelaten schenkingen onder grootmeester Herman van Salza uit tot een politieke factor van groot belang. De orde verwierf alzo een enorm arsenaal aan bezittingen zoals stadsresidenties, kastelen, pachthoeven van Spanje tot het Balticum. In de eerste helfdt van de 13de eeuw stond er in Rijkhoven (nu deelgemeente van Bilzen) een kapel waar zich een Mariadevotie met bedevaarten naar een miraculeus Mariabeeld ontwikkelde. In een groots gebaar van voorbedachte gulheid schonken graaf Arnold III van Loon en zijn zus Mechtildis van Are, de abdis van Munsterbilzen, met instemming van haar kapittel, in 1220 die kapel te Biesen met al haar rechten en aanhorigheden aan de Duitse Orde. Hugo II, prins-bisschop van Luik, bekrachtigde via een oorkonde de Acta vero sunt hec anno dominice incarnationis MCCXX deze schenking.[1]. Rondom de kapel kwamen, met ondersteuning door ridders en priesters van de Duitse Orde, gebruikelijke bijgebouwen, zoals een gasthuis ter verzorging van de passanten op weg naar Santiago de Compostella. Biesen was immers gelegen op een belangrijke handelsroute: de grote Oost-Westverbinding van het Maas-Rijnland via Brabant naar Vlaanderen. Die zorgde voor een toenemende populariteit. De naam Biesen komt van het zompige gebied begroeid met biezen waarin het goed gelegen was. Na de schenking van het goed aan de Fratres Domus Hospitalis Sanctae Mariae Teutonicorum in Jerusalem of de Broeders van het Hospitaal van Onze-Lieve-Vrouw der Duitsers in Jeruzalem, bouwden de ridders van de orde een nederzetting uit op de geschonken gronden. Dit kon dankzij de inkomsten in geld en natura van schenkingen. Biesen groeide alzo in het begin van de 14e eeuw uit tot hoofdzetel van de balije Biesen, die in de loop der eeuwen twaalf onderhorige commanderijen in het Maas-Rijngebied zou tellen. Omstreeks 1362 verliet de Duitse Orde het onveilige en vochtig gelegen Biesen om in de Commanderij Nieuwen Biesen in Maastricht haar nieuwe hoofdzetel van de balije Biesen te vestigen. De oude nederzetting, allengs Alden Biesen genoemd, bleef troosteloos achter en raakte in verval. In 1543 keerde de Orde terug naar Alden Biesen en liet de toenmalige landcommandeur Winand van Breill op het vervallen domein een goed verdedigbare met water omgeven kloosterburcht bouwen met een robuust en gesloten karakter. Met de bouw van de klokkentoren was dit kasteel, opgetrokken in de traditie van de laat-middeleeuwse beveiligde waterburchten, in 1566 voltooid. In 1571 werd met de voorburchten begonnen die het toenmalige voorhof afsloten. Alden Biesen herrees. Het zou tot het einde van de 18e eeuw een permanente bouwwerf blijven waarbij elke nieuwe landcommandeur in de stijl van de tijd zijn eigen stempel drukte op de uitbouw van de landcommanderij. In 1616 werd het zogenaamde gasthuis van Alden Biesen gebouwd. Daarin hield een priester van de Duitse Orde school voor de omwonende jeugd. Het werd in 1716 een herberg voor ambachtslui, winkeliers, bezoekers en vreemd personeel. Onder landcommandeur Godfried Huyn van Geleen verrees er een nieuwe barokke kerk (gebouwd in 1634-1638) ter vervanging van de oude middeleeuwse O.-L.-Vrouwekapel. Aan de rijke stoffering ervan werkten Luikse ambachtslui. In het gaanpad naar het altaar is het middeleeuwse graf van de bisschop van Koerland, Edmund von Werth aangebracht en afgedekt met kalkstenen grafplaat met de beeltenis van bisschop in pontificaal ornaat. Staande en zegenend in een gotisch kerkportaal verwelkomt de erboven aangebrachte wenkende hand Gods de aflijvige bisschop naar hogere sferen met aan weerszijden zwevende engeltjes. Een aantal stijlkenmerken van de grafplaat verwijzen naar een belangrijk Maaslands atelier zoals de verzorgde afwerking van de inkervingen, de soepele houding van de figuur en de kunstig uitgewerkte hogels. De beide bouwheren-landcommandeurs Amstenrade en Geleen liggen in het koor onder een eenvoudige grafsteen begraven. Bij de kerk sluit een galerij met Toscaanse zuilen aan, die in 1635 voltooid werd. De westelijk gelegen muur sluit de Franse tuin af. Op de verdiepingen boven deze galerij werd in de traditie van de Duitse Orde een nieuw en ondertussen afgebroken hospitaal gebouwd dat direct aansloot op de achterwand van de kerk. In deze achterwand zijn de dichtgemetselde doorgang en twee raamopeningen nog zichtbaar. De landcommanderij bezat vanaf toen de typische kenmerken van een kloosterhospitaal van de Duitse Orde: een Godshuis in directe verbinding met een versterkte commanderij. Door deze zichtbare op een as gelijnde ordening van de gebouwen nl kerk, hospitaal en burcht geeft dit gebouw de fundamenten weer waarop de Duitse Orde gebouwd werd: religieuze inspiratie, charitatieve zending en strijdbaar voor het Christelijk geloof m.a.w. helfen, heilen und wehren. Het indrukwekkende poortgebouw, 30 m hoger gelegen dan de waterburcht, was de hoofdingang van het domein. De poorttoren van 1652 kijkt uit op Maastricht via de Maastrichterallee. In de aansluitende trompetterswoning van 1663 logeerde de poortwachter. Het apostelhuis aan de andere kant was in 1720 geconcipieerd als verblijfplaats voor twaalf behoeftigen uit de omgeving. Die functie heeft het evenwel nooit vervuld. De oost-west gerichte Maastrichterallee is aan één zijde afgeboord met een hoge bakstenen muur waarachter de zogenoemde hertenberg met fruitwei met hoogstambomen ligt. Op deze muur, bekleed met folie, gedijen vetplanten zoals muurpeper (sedum acre en wit vetkruid (sedum album). Onder landcommandeur Hendrik van Wassenaer Warmond werd omstreeks 1700 de Franse tuin, samen met het oranjeriegebouw, aangelegd. De waterburcht werd gemoderniseerd. Omstreeks 1706 verbouwde deze landcommandeur het noordoostelijk gedeelte van de waterburcht tot een appartement. Het renaissanceslot werd onder landcommandeur Damian Hugo von Schönborn in 1715-1716 getransformeerd tot een adellijke residentie. De westvleugel van de waterburcht werd omgebouwd tot corps de logis, met in het midden de eretrap. Grote Franse ramen maakten het kasteel transparant. Sporen van de oorspronkelijk gemetselde rollagen boven de raampartijen zijn in de oostelijke buitenwand van de waterburcht nog zichtbaar. De oostvleugel van de waterburcht huisvestte de kanselarij met archief en griffie. Ook het voorhof werd grondig gerenoveerd. In de noordoostelijke hoek van de waterburcht bevonden zich de persoonlijke vertrekken van de landcommandeur, zoals de bibliotheek op het gelijkvloers van de hoektoren, het salon en het kabinet. Dit appartement met een uitgekiende ligging keek naar het noorden uit op de Franse tuin en de oranjerie, naar het oosten naar de toegangspoort met de voorburchten (later uitgebreid met een tiendeschuur en een rijschool). De toren was direct binnen bereik. Ferdinand van Sickingen liet in 1745 zijn huisbibliotheek inrichten in Luikse rococo, met zijn staatsieportret in de schouwboezem, een portrettengalerij van zijn familie, een prachtige parketvloer en een plafonddecoratie met werk van de 17de-eeuwse Luikse kunstschilder Walthère Damery voorstellende de vier elementen: water, vuur, de wind en de aarde. Het kabinet van landcommandeur Hendrik van Wassenaer Warmond, afgebeeld op de schouwboezem, oorspronkelijk bekleed met Spaans leder, plafonds voorzien van polychrome schilderijen voorstellende de vier kardinale deugden te weten, de voorzichtigheid, de gerechtigheid, de sterkte en de matigheid die van pas kwamen om evenwichtige verdragen af te sluiten. In het salon van Bocholtz van ca. 1745 schitteren de stofwandbekleding en het plafondstucwerk, identiek aan wat de Italiaanse stukadoors Joseph Moretti en Carlo Spinedi 260 jaar geleden aangebracht hadden. Tussen 1769 en 1775 werd de dwarsvleugel van het voorhof, die de twee voorburchten verbond, gesloopt. Daarbij werd een gedeelte van de slotgracht gedempt. In het verlengde van de voorburchten en iets naar buiten wijkend, werden twee aan elkaar spiegelende gebouwen opgetrokken in classicistische stijl: de rijschool en de tiendeschuur met in het midden een symmetrieas. Door het wat wijkend opstellen van de twee laatste voorburchten verkreeg men in het voorhof en vanuit de waterburcht in de geest van de barokke tuinaaleg, een weidse schier oneindige blik naar het landschap. Zo ontstond een langgerekte horizontale diepte-as die aanvangt in de verbouwde W-gevel van de erekoer (met het wapen van Hugo von Schönborn) verdergaat via het poortgebouw en de slotgracht langs de bestaande voorburchten, doorheen de afgebroken dwarsvleugel en langs de ietwat wijkende tiendeschuur en rijschool voortschrijdt, doorheen het smeedijzeren hekwerk van de oostelijke toegangspoort loopt en, verlengd door een dreef, uitmondt in het opengelegde achterliggende landschap. Alzo ontwikkelt zich in plaats van de ruimten voor het verblijven ontstaan door de centrale aanleg rondom de vierkante erekoer, nu een barokke ruimte voor het onderweg-zijn waarbij de zinvolle verbinding en de ritmische opeenvolging van begin, richting en doel bepalend zijn. De bouwwerken gingen door op initiatief van landcommandeur Caspar Anton van der Heyden, bijgenaamd Belderbusch vermoedelijk op basis van een eerder uitgewerkt masterplan van de hand van architect Johann Lukas von Hildebrandt. Men legde ook een bijkomende dreef met fruithout aan vanaf de Maastrichterallee zodat bezoek met koetsen direct frontaal de voorgevel van de waterburcht in zicht kreeg en alzo een mooie entree bezorgd werd. Het Engelse park aan de zuidzijde in de stijl van Capability Brown was de eindfase van het kastelencomplex. Aangelegd in 1786-1787 bevat het park, aangelegd op de helling van het winterbergbos, monumentale bomen en exotische struiken, een grasveld, kronkelende paadjes, waterpartijen en folies verwijzend naar het exotische en de Griekse mythologie zoals de Romeinse Minervatempel, een Chinees tempeltje, een grot met Daniël in de leeuwenkuil, een hermitage en een zomerpaviljoen met ijskelder. Er liepen ook extravagante diertjes rond zoals een schaap met twee koppen of een kleine pony die de lachlust van de bezoekers opwekten. De aanleg van een Engelse landschapstuin was de laatste wijziging aan het kastelencomplex zoals wij het nu na een 40 jaar durende restauratie weer kunnen beleven. In 1794 doken ook in het Maas-Rijngebied de Franse revolutionairen op en het jaar daarop werden de Oostenrijkse Nederlanden en het Prinsbisdom Luik ingelijfd bij Frankrijk. Ze dreven de ridders en priesters van de Duitse Orde op de vlucht. De kerkelijke goederen werden verbeurd verklaard waaronder ook Alden Biesen. In 1797 volgde de publieke veiling van het domein in Maastricht. Rijke stadsburgers kochten het relatief goedkoop aangeboden onroerend goed op. De toenmalige Hasseltse burgemeester Guillaume Claes kocht naast Alden Biesen ook de Abdij van Herkenrode en het Augustijnenklooster van Hasselt. Om aan de onder het Hollands bewind geheven belasting van 240 000 florijnen te geraken, werd het lot van Alden Biesen beslecht via een loterij. Burgemeester Claes kocht echter het winnend lot voor 2 000 florijnen op van een Bilzense schoenmaker zodat hij tegelijk eigenaar bleef van Alden Biesen en de opbrengst van de loterij incasseerde. Met de opbrengst van de loterij voldeed hij aan de Hollandse belasting, geheven onder het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden. Zo bleef het onroerend goed van Alden Biesen onverdeeld. Het gebouwencomplex van Alden Biesen takelde echter vlug af omdat de nieuwe eigenaar niet de middelen had om deze goederen te beheren. De site leek na de Tweede Wereldoorlog zelfs ten dode opgeschreven. Tijdens de oorlogsjaren (1943) stelde het Koninklijk Instituut voor het Kunstpatrimonium (KIK) een beeldinventaris op van het goed. De brand in 1971 Op 8 maart 1971 viel de waterburcht ten gevolge van een schoorsteenbrand ten prooi aan de vlammen. De laatste eigenaar jonkheer Armand Roelants du Vivier had de dag ervoor opdracht gegeven de lang ongebruikte open haarden van de waterburcht aan te steken om een Brusselse delegatie warm te ontvangen. Dit comité was naar Rijkhoven afgezakt voor de laatste besprekingen over de verkoop van het erg afgetakelde domein. Via een schoorsteen vatte rond de middag van 8 maart 1971 het dakgebinte vuur. Door gebrek aan bluswater - de kasteelgracht stond droog - en het kurkdroge dak verspreidde het vuur zich zeer snel en legde na een drie dagen durende brand het hele dak van de waterburcht in de as. Brandweer en omwonenden konden nog vele stukken meubilair en waardevolle schilderijen redden. De wederopbouw en grondige renovatie De Belgische staat handhaafde na de fatale brand van 1971 toch haar principebesluit om Alden Biesen aan te kopen voor de som van 17,5 miljoen BEF. Daarna kocht de Provincie Limburg het Engels Park en de omliggend boomgaarden aan voor 20 miljoen BEF. Men besloot over te gaan tot een grondige renovatie. Men zocht naar een nieuwe bestemming voor het geheel in de zin van een officieren- of een landbouwschool of een trappistenklooster. Uiteindelijk besloot men het gebouwencomplex in te richten voor de toeristische ontsluiting van Zuid-Limburg, als een toegangspoort voor het Haspengouwse kastelenlandschap. Het domein kreeg een grensoverschrijdende bestemming: een Europees cultuurcentrum van de Vlaamse Gemeenschap, aan wie deze na de federalisering van België overgedragen werd. Het historische monument Alden Biesen is met succes gerestaureerd. Alden Biesen herrees uit zijn as. Congresgangers en toeristen komen van heinde en ver naar Alden Biesen en vinden er hun gading via een rondleiding of in de permanente tentoonstelling over de Duitse Orde in het nieuw uitgebouwde bezoekerscentrum. De historische en Europese uitstraling van Alden Biesen sluit aan bij de vroegere grensoverschrijdende betekenis van de landcommanderij. In de jaren 80 van de 20e eeuw legde men de oude weg naar Maastricht, de zogenoemde Maastrichter Allee, weer aan. Daardoor verbond met het Apostelhuis weer met de oostelijk gelegen toegangspoort van het complex. Men verplantte ook een groot aantal lindebomen van 40 jaar oud vanuit Londerzeel langs deze Allee. Aan de houten brug naar de waterburcht ligt “de tuin van de landcommandeur”. Die maakt deel uit van de Franse tuin van Alden Biesen, die in 1991 opnieuw aangelegd werd naar het oude voorbeeld van omstreeks 1700. De vertrekken van de landcommandeur, het kabinet, het salon en de bibliotheek in de waterburcht werden in 2003 gerestaureerd. Opmerkelijk zijn in het kabinet, de parketvloer, de wandbekleding met perkament van edelhert en de kunstzinnige plafonddecoratie met de vier kardinale deugden. De huisbibliotheek van landcommandeur Ferdinand von Sickingen in de noordoostelijke hoektoren van de waterburcht met zijn staatsieportret in de schouwboezem en een portrettengalerij van zijn familie in Luikse rococo kregen een opfrisbeurt. Als onderdeel van de restauratie werd het Blauwe Salon van Alden Biesen in de zuidwestelijke hoektoren van het waterslot eind november 2007 opgeleverd en opengesteld voor het publiek. Grote regenschermen houden de erekoer van de waterburcht droog, creëren bijzondere mogelijkheden bij allerlei manifestaties zoals de zomeropera en zorgen voor een bijzondere sfeer. De gebouwen van het voorhof richtte men in als tijdelijke verblijfsruimten voor bezoekers. In de oostelijke vleugel van het buitenhof (de boerderij) is in de voormalige stallen een bezoekerscentrum ingericht. Dit is het eerste van zes regionale bezoekerscentra in Limburg. Het is een van de poorten op Haspengouw, in het bijzonder gericht op de Haspengouwse kastelen. Ook is er het onthaal voor Alden Biesen in het algemeen, het onthaal van het congrescentrum, de ticketverkoop en de info voor bezoekers van de permanente tentoonstelling, van de tijdelijke tentoonstelling en van andere culturele activiteiten. Ook de Dienst voor Toerisme van de stad Bilzen heeft hier zijn plaats. Aansluitend op dit bezoekerscentrum is er een permanente tentoonstelling ingericht over de zes eeuwen geschiedenis van de Duitse Orde in relatie tot Alden Biesen. Men kan er de ets zien van Romeyn de Hooghe met afbeeldingen van het kasteel zelf en de verschillende onderhorige commanderijen. In 2011 werd het gelijkvloers van de zuid- en de westvleugel van de waterburcht in zijn vroegere vorm hersteld, waardoor de aaneenschakelde zaalruimtes via een overzichtelijk looppad met in een as geplaatste dubbele binnendeuren weer verbonden worden, de zogenoemde enfilade. De indeling van de noordvleugel in drie vertrekken, namelijk een centrale vestibule aan beide zijden geflankeerd door een salon, ging al verloren in de 19e eeuw na de afbraak van de tussenmuur, zodat één grote zaalvormige ruimte ontstond. Het gelijkvloers van de waterburcht voorzag men van nieuwe verlichting en mogelijkheid tot verduistering voor het inrichten van tijdelijke tentoonstellingen. Aan de zuidgevel werden vroegere verbouwingen verwijderd en de vroegere door landcommandeur Hugo von Schönborn gerealiseerde slotkapel weer ingericht met het altaar naar het oosten gericht (naar Jeruzalem). De orangerie werd ook grondig gerenoveerd en omgebouwd tot conferentieruimte. Ook werd de slotgracht opgekuist door het Agentschap voor Natuur en Bos en voorzien van aangepaste flora en nieuw visbestand. Eind 2011 startten de werken van de bouw van een technisch-logistieke schuur in het verlengde van de noordelijke gelegen gebouwen.
Nearby castles