Gravensteen
Oost-Vlaanderen Vlaams Gewest Belgium
castle, chateau
Château des comtes de Flandre
Oost-Vlaanderen Vlaams Gewest Belgium
castle, chateau
Gravensteen (Gent)
Oost-Vlaanderen Vlaams Gewest Belgium
castle, chateau
The Gravensteen (Dutch; literally "Castle of the Counts") is a medieval castle at Ghent, East Flanders in Belgium
Le château des comtes (en néerlandais Gravensteen, en gantois Groavekastiel) est un château situé dans la ville de Gand, en Belgique, située en Région flamande, au confluent de la Lys et de l'Escaut, qui date du Moyen Âge
Het Gravensteen in Gent is als enig overgebleven middeleeuwse burcht in Vlaanderen met een vrijwel intact verdedigingssysteem een bijzondere bezienswaardigheid, die dan ook een belangrijke toeristische troef vormt voor de stad
Previous names
Gravensteen, Château des comtes de Flandre, Gravensteen (Gent)
Description
The Gravensteen (Dutch; literally "Castle of the Counts") is a medieval castle at Ghent, East Flanders in Belgium. The current castle dates from 1180 and was the residence of the Counts of Flanders until 1353. It was subsequently re-purposed as a court, prison, mint, and even as a cotton factory. It was restored over 1893–1903 and is now a museum and a major landmark in the city. Origins The origins of the Gravensteen date to the reign of Arnulf I (890–965). The site, which sat between two branches of the Lys river, was first fortified around 1000, initially in wood and later in stone. This was soon transformed into a motte-and-bailey castle which burnt down in around 1176. The current castle dates to 1180 and was built by Philip of Alsace (1143–1191) on the site of the older fortification.[1] It may have been inspired by crusader castles witnessed by Philip during the Second Crusade. As well a protective citadel, the Gravensteen was intended to intimidate the burghers of Ghent who often challenged the counts' authority. It incorporates a large central donjon, a residence and various smaller buildings. These are surrounded by a fortified, oval-shaped enceinte lined with 24 small échauguettes. It also has a sizeable moat, fed with water from the Lys. From 1180 until 1353, the Gravensteen was the residence of the Counts of Flanders. The decision to leave was taken by Louis of Male (1330–1384) who transferred the court to the nearby Hof ten Walle. Subsequent history After ceasing to be the residence of the counts of Flanders, the castle entered a decline. It was used as a court and prison until the 18th century. From 1353 to 1491, it was the site of Ghent's mint and private buildings were later constructed on or around the Medieval remains. During the Industrial Revolution, the Gravensteen was converted into a cotton mill by an industrialist who purchased the site. It was even scheduled for demolition. Parts of the castle were bought up gradually by the City of Ghent which began a major restoration in a romanticising Gothic style between 1893 and 1907 under the architect Joseph de Waele.[1] De Waele was inspired the approach of the French architect Eugène Viollet-le-Duc and attempted to restore the castle to its imagined appearance in the 12th century. Many details added during this period, such as the flat roofs and the windows of the eastern outbuilding, are not thought to be historically accurate. The Gravensteen was the centrepiece of the Ghent World Fair of 1913 during which the city centre was significantly reshaped. It remains open to the public.
Le château des comtes (en néerlandais Gravensteen, en gantois Groavekastiel) est un château situé dans la ville de Gand, en Belgique, située en Région flamande, au confluent de la Lys et de l'Escaut, qui date du Moyen Âge. Le château est un des hauts lieux touristiques de la ville. Il renferme une collection d'objets de l'époque (armes et armures), une salle de tortures, une crypte, un donjon, des oubliettes, une étable et les pièces de résidence des comtes. Histoire Le comte Baudouin Ier de Flandre (ix siècle) aurait fait construire les premières fortifications à cet endroit pour se défendre de l'invasion des vikings. Le comte Arnoul Ier de Flandre (x siècle) a ensuite fait renforcer la construction pour en faire réellement un château, alors en majorité composé de bois. Le château actuel fut construit en 1180 par le comte Philippe d'Alsace. Il fut inspiré des châteaux que le comte rencontra durant la troisième croisade. Un grand donjon en pierre de 3 étages (33 mètres de haut) fut érigé au centre de l'emplacement de l'ancien château. Le château servit de résidence pour les comtes de Flandres jusqu'au xiv siècle, époque à laquelle il est supplanté par le Prinsenhof (aujourd'hui détruit), plus confortable et doté de grands jardins. Le château fut ensuite utilisé comme prison. Charles Quint, pourtant né au Prinsenhof, s'installa au Gravensteen lors de la répression des émeutes de 1539, pour bien affirmer que le comte venait châtier sa ville. Des maisons furent construites contre les murs et certaines de ses pierres furent même employées pour construire d'autres bâtiments. À partir de la fin du xviii siècle, le château abrita une filature de coton et des ateliers, et il fut même prévu de le démolir à la fin du xix siècle. En 1872, le baron de Maere organisa l'opposition à cette démolition. Il constitue un des plus beaux châteaux médiévaux de Belgique. Rénovation En 1885, la ville de Gand acheta le château et lança un projet de rénovation. Les nouvelles constructions adjacentes furent enlevées et les fortifications ainsi que le donjon furent restaurés jusqu'à leur taille originelle. Les fortifications visibles actuellement ne sont donc pas totalement celles existant à l'origine.
Het Gravensteen in Gent is als enig overgebleven middeleeuwse burcht in Vlaanderen met een vrijwel intact verdedigingssysteem een bijzondere bezienswaardigheid, die dan ook een belangrijke toeristische troef vormt voor de stad. Het poortgebouw, de walmuur, de donjon, de grafelijke residentie en de paardenstallen zijn toegankelijk voor bezoekers. Geschiedenis Voor de bouw van een versterking kozen de graven van Vlaanderen voor een hoge zandduin met moerassige oevers te midden van de Leie-armen. Deze plek had al eerder kortstondige bewoning gekend in de Romeinse tijd (tijdens de 1e-2e eeuw), maar werd daarna opnieuw verlaten.[1] Het Gravensteen in de middeleeuwen Graaf Boudewijn I (837-879) zou de eerste versterking hebben laten oprichten als verdediging tegen de invallen van de Noormannen. Rond 879 is het Gravensteen een onderdeel van het legerkamp vanwaaruit de Scheldevikingen de omgeving plunderden. Graaf Arnulf I (889-965) liet de versterking drastisch verbouwen tot wat gezien kan worden als de eerste echte voorloper van de latere burcht. Op een met hout versterkte ophoging bevond zich een groot centraal gebouw, met verscheidene bijgebouwen bedoeld voor onder meer de opslag van graan en andere levensmiddelen. Alle gebouwen waren uit hout vervaardigd. In de Miracula Bavonis (midden 10e eeuw) wordt het gebied "novum castellum" of nieuwe versterking genoemd. Er woonden lederbewerkers en mogelijk was er ook al een kapel. Graaf Robrecht I de Fries (tussen 1029/1032-1093) liet de bestaande versterking drastisch ombouwen. De centrale houtbouw werd vervangen door een grote stenen donjon van 33 bij 18,8 meter, die drie verdiepingen telde. De drie grote zalen boven elkaar, de monumentale stenen trap, de lichtopeningen, de wandhaarden en de latrines beklemtonen de luxe en het comfort van die tijd. Het grote zaalgebouw, of aula, had vooral een representatieve functie. De eigenlijke grafelijke leefruimte, of camera, moet vlakbij gelegen hebben. Rondom bevonden zich opnieuw houten nutsgebouwen. Een toren en een omheining maakten het geheel compleet. Tijdens een volgende bouwfase ontstond een mottekasteel, met een kenmerkende opperhof en voorhof. Rond de stenen donjon werd een motteheuvel gevormd met aarde afkomstig uit de rondom gegraven slotgracht. De vroegere benedenzaal, die oorspronkelijk op de gelijkvloerse verdieping lag, werd daardoor een kelder. Op het motteplateau bevonden zich ook allerlei houten bijgebouwen. Een stenen poort en een stenen omheining schermden het opperhof af van een voorhof, waar nutsgebouwen stonden. Mottekastelen waren algemeen verspreid in de 11e en de 12e eeuw. Zo bevestigden de edelen, en dus ook de graaf van Vlaanderen, tegenover de vorst, andere edelen en ondergeschikten hun aanwezigheid in een bepaald gebied. Een grote brand teisterde in 1176 het mottekasteel en de gebouwen op het voorhof. Graaf Filips van de Elzas (1142-1191) liet op het bestaande kasteel een geheel nieuwe burcht optrekken (1180). De motteheuvel werd verhoogd en verbreed als basis voor een nieuwe reeks houten bijgebouwen. De centrale zaalconstructie werd opgetrokken tot een majestueuze donjon of Hall Keep van zowat 30 m. De poort kreeg een voorbouw en sloot aan bij een omheining met 24 uitkragende torens. Stenen van diverse kleur gaven de militaire architectuur een rijkelijke uitstraling. Zo symboliseerde het kasteel een niet mis te verstaan teken van de grafelijke macht in het woelige Gent, en vormde het een tegenwicht tegen de hoge stenen huizen van de rijke patriciërs aan de overzijde van de Leie. Graaf Lodewijk van Male (1330-1384) vond dat het Gravensteen hem te weinig comfort bood en verplaatste de residentiële functie naar het Hof ten Walle (het latere Prinsenhof, waar op 24 februari 1500 keizer Karel V geboren werd). Het kasteel behield wel zijn algemene bestuursfunctie in het graafschap Vlaanderen. Vanaf 1353 werd de Munt van Gent naar het kasteel overgebracht. Vanaf 1407 vond ook de Raad van Vlaanderen, het hoogste rechtscollege in het graafschap, er onderdak. De burcht werd nu ook als gevangenis gebruikt. Het Gravensteen in de late 18e eeuw en de 19e eeuw Door de eeuwen heen slibden de grachten langs het Sint-Veerleplein en de Geldmunt dicht. Op deze opvullingen en langs een tot riool gereduceerde gracht bouwden tal van stadslieden huizen, die het grafelijk kasteel tot omstreeks 1900 grotendeels aan het zicht onttrokken. De Raad bleef het kasteel gebruiken tot 1778, toen men startte met de verkoop ervan aan particulieren. Uiteindelijk was het Jean-Denis Brismaille die zich de voormalige opperhof van het Gravensteen aanschafte en liet ombouwen tot een industrieel complex. In 1807 werd een katoenspinnerij in de donjon ondergebracht, waarbij andere gebouwen dienden als huisvesting voor vijftig arbeidersgezinnen. Deze omvorming van een groot complex als het Gravensteen is kenmerkend voor de eerste industriële ontplooiing in Gent. Later verhuisden de bedrijven en de arbeiderswoningen naar de rand van de stad. Het zowat volledig vervallen Gravensteen was klaar voor de sloop. Voor het merendeel van de Gentse publieke opinie stond het kasteel symbool voor machtsmisbruik, feodale onderdrukking, gruwelijke foltermethodes en onverdraagzame inquisitie. Het Gravensteen vanaf de late 19e eeuw In de late 19e eeuw werd het Gravensteen geherwaardeerd. Het rijk en de stad kochten het complex in diverse etappes uit particulier bezit terug, en bij ontmantelingswerken werd zowat alles wat niet van Doornikse steen was verwijderd. Zo kwamen de imposante resten van het middeleeuwse kasteel tevoorschijn, en na jaren van administratieve problemen en discussies startte in 1894 een eerste grote restauratie onder leiding van architect Joseph de Waele. In de voetsporen van de grote Franse restaurateur Eugène Viollet-le-Duc (1814-1879) opteerde hij voor een eerder romantisch getinte interpretatie van het kasteel ten tijde van graaf Filips van de Elzas. Heel wat details van het huidige Gravensteen, zoals de platte daken en de vensters van het oostelijke bijgebouw, gaan echter zeker niet terug op een reële middeleeuwse situatie. Door de restauratie kreeg het Gravensteen echter een nieuwe betekenis: het verwierf wereldfaam als het meest bezochte toeristische monument van Gent, zoals bij de Wereldtentoonstelling van 1913. Hoewel het Gravensteen gedurende de hele 20e eeuw een van de meest bezochte monumenten in Gent bleef, had men helaas weinig aandacht voor de instandhouding ervan. Dit leidde tot stabiliteitsproblemen en nieuw verval. Ook wetenschappelijk gezien was het Gravensteen een van de minst bekende grote monumenten van Noord-Europa. Een eerste reeks opgravingen in 1951-1954 gaven een nieuwe aanzet. De nieuwe herwaardering ging definitief van start met de viering van 800 jaar Gravensteen in 1980, onder impuls van Joan Vandenhoute (1951-1981). Een diagnose van de grootste problemen leidde tot een restauratieprogramma in diverse fasen. Alle consoliderings- en restauratiewerken worden voorafgegaan door nieuw archeologisch bodem- en muuronderzoek. Tezelfdertijd zoekt de stad Gent naar nieuwe vormen voor de culturele en toeristische beleving van dit unieke Gentse monument. Zo werd begin 2002 naast het Gerechtsmuseum, dat kan bogen op een unieke verzameling dwang- en foltertuigen, ook het Wapenmuseum geopend. Sinds begin 2009 staat de burcht opnieuw in de steigers. Vooral de omwallingsmuur was dringend aan restauratie toe. De typerende klimop verdween toen omdat die het gebouw te veel aantast. Sinds juni 2016 staat het Gravensteen voor twee derden terug in water.
Nearby castles