The Fort of Huy (French: Fort de Huy) or the Citadel of Huy (French: Citadelle de Huy), known locally as The Castle (Walloon: Li Tchestia), is a fortress located in the Walloon city of Huy in the province of Liège, Belgium. The fort occupies a high position in the town, overlooking the strategic Meuse river. The site of the citadel has been fortified since the ninth century, and various structures have been built on the site. The current fort dates to in 1818 during the period of Dutch rule in Belgium and took five years to build. The Citadel was frequently used to house political prisoners. In the 19th century, members of the revolutionary Belgian Legion were imprisoned after their failed invasion of Belgium at Risquons-Tout in 1848. During the German occupation of Belgium in World War II, six thousand Belgian political prisoners, including the Communist Julien Lahaut, were held at the citadel and many were later sent to concentration camps in Germany. Together with Dinant, Liège and Namur, the Citadel of Huy forms part of the so-called Meuse Citadels.

Le Fort de Huy est une forteresse, construite en 1818, accrochée au bord de la Meuse et qui domine la ville de Huy, dans la province de Liège en Belgique. ll se trouve à l'emplacement de l'ancien Tchestia, une des "quatre merveilles" de la ville de Huy. Origines : le comté de Huy C’est dans un acte de vente de 890 qu’apparaît la première mention incontestée d’un château qui, en 943, est reconnu comme le centre d’un vaste comté. L’existence de ce comté de Huy est assez brève puisque, en 985, l’impératrice Théophano, au nom de son fils, le jeune Otton III, fait donation à Notger du comté de Huy, que venait de lui céder le comte Ansfrid. À partir de ce moment, l’histoire de Huy se fond dans celle de la principauté de Liège, dont elle devient une des bonnes villes. Le siège de 1595 le 7 février 1595, les Hollandais assiégèrent par surprise, la ville et le château de Huy, en violation de la neutralité liégeoise. Le Prince-évêque parvint à libérer la ville avec l'aide des Espagnols - en échange d'un pouvoir de désignation du commandant de la place de Huy et d'un droit de passage des troupes au besoin. XIXe siècle Conscient de l’importance stratégique d’une situation qui verrouillait la vallée de la Meuse, l’État hollandais décide, en 1815, d’y ériger une forteresse. La première pierre de la future citadelle est déposée par le lieutenant-colonel H. Camerlingh le 6 avril 1818. La construction, sur base des plans de Camerlingh et son contrôle par le capitaine ingénieur A. J. Anemaet, dure cinq ans. La forteresse construite par les Hollandais ne servit jamais. Elle fut une prison politique, en 1848, pour les républicains du « Risquons-tout ». En 1876, la citadelle est cédée à la ville de Huy, puis rachetée par l'État en 1880 qui la réintègre dans le système défensif de la Meuse en 1914. Le fort devient alors un camp de discipline interne pour les Allemands. Après la Première Guerre mondiale, le fort est utilisé pour héberger des prisonniers russes puis une école régimentaire pour le quatorzième de Ligne. À partir de 1932, le fort est utilisé pour des activités touristiques afin de visualiser le panorama de la ville. Seconde Guerre mondiale En 1939, des soldats allemands sont internés après avoir franchi la frontière belge. Le 10 mai 1940, ces soldats passent du régime d'internés à celui de prisonniers de guerre. Le fort est attaqué par les Allemands peu de temps après afin de libérer les prisonniers. Cependant, ces derniers ont déjà été transférés ailleurs. Dès lors, le fort est utilisé par les Allemands comme centre d'internement pour des prisonniers politiques et des otages principalement. Il est sous l'administration de la Wehrmacht et dirigé par le commandant Frimberger. Plus de 6 500 patriotes dont Guillaume Vermeylen y sont internés. Les motifs des arrestations sont variables : résistance, banditisme, marché noir, réfractaires au travail obligatoire, otages, communistes, grève... On retrouve également différentes nationalités chez les internés. À partir de juillet 1940, des prisonniers anglais, des grévistes français, des russes sont internés à Huy. Environ la moitié des internés sont des otages. Ils encourent le risque d'être exécutés. Mais finalement, aucun d'entre-eux n'est exécuté sur place mais emmenés ailleurs avant leur assassinat. À partir du 22 septembre 1941, le fort de Huy est également utilisé comme camp de transit avant la déportation vers des camps de concentration, principalement Vught et Neuengamme5. À la Libération, le fort est transformé en centre d'internement pour inciviques. Un Musée de la Résistance et des Camps de Concentration y est installé depuis 1992. XXe siècle De 1957 à 2012, un téléphérique permettait le survol de la ville avec un passage au-dessus du fort. Un des câbles du téléphérique est sectionné par un hélicoptère Robinson 22 le 6 avril 2012. Il n'a pas été réparé. XXIe siècle Une demande de reconnaissance du fort comme patrimoine matériel de l’humanité introduite en 2007 a été rejetée.

Het Fort van Hoei (Frans: Citadelle de Huy) is een fort uit het begin van de 19e eeuw op een heuvel langs de Maas in de Luikse stad Hoei in België. Het fort werd ten tijde van het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden gebouwd en wordt daarom ook wel het Hollandse Fort genoemd. Li Tchestia Het oorspronkelijke kasteel van Hoei werd al in de 9e eeuw beschreven. Vanaf de middeleeuwen is het kasteel, dat Li Tchestia werd genoemd, steeds verder uitgebouwd vanwege de strategische positie langs de Maas. In de zeventiende eeuw, tijdens de oorlogen van Lodewijk XIV, kreeg het kasteel het zwaar te verduren. Na het Barrièretraktaat waarin de verdediging van de Hollandse Republiek tegen de Franse agressie werd geregeld, werd het kasteel van Hoei afgebroken (1715). Een eeuw lang bleef de rots waarop het kasteel had gelegen leeg. Li Tchestia was een van de zogenaamde 'vier wonderen van Hoei'. Bouw van het Hollandse Fort Na de Eerste Coalitieoorlog was Hoei (Frans: Huy) een Franse stad. Een twintigtal jaren later veranderde dit alweer en kwam het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden tot stand. Hierdoor kwam Hoei onder Nederlands bewind. Op de rots waar het kasteel van Hoei had gelegen werd tussen 1818 en 1823 een nieuw fort gebouwd. Vanwege de ligging van het fort bij een bocht in de Maas, was er in beide richtingen honderden meters vrij zicht op de rivier. De inrichting van het fort was zodanig dat er 600 manschappen konden verblijven in grote slaapzalen. Een oude waterput, die in het vroegere kasteel was gegraven in opdracht van Everhard van der Mark, zorgde voor watertoevoer. Na de Belgische Revolutie kwam het fort in 1831 in Belgisch bezit. Van 1848 tot 1855 fungeerde het als staatsgevangenis; zo belandden hier de veroordeelden van de Affaire Risquons-Tout in het cachot. In de tweede helft van de 19e eeuw nam de Belgische generaal Brialmont, die verantwoordelijk was voor de stellingen rond Antwerpen en Luik, het fort van Hoei op in de verdediging van de Maas. Tijdens de Wereldoorlogen In het begin van de 20e eeuw had het fort geen militaire betekenis meer. In de Eerste Wereldoorlog gebruikten de Duitsers het fort als gevangenis. De bezetter richtte er een disciplinair kamp voor deserteurs in. Aan het einde van de oorlog verbleven er Russische gevangenen in het fort. Van 1920 tot 1932 was er in het fort een militaire school gevestigd, waarna het fort door defensie werd vrijgegeven en er toeristische rondleidingen konden worden gegeven. Vanwege de dreiging voor een nieuwe wereldoorlog werd er in 1937 een garnizoen van het Belgische leger in het fort gelegerd. Deze eenheid van de Ardense Jagers bleef er tot het moment dat de stad Luik in Duitse handen viel, in mei 1940. Gedurende de Tweede Wereldoorlog was er een Duitse gevangenis in het fort. Onder toezicht van de Geheime Feldpolizei (GFP) werd er in mei 1940 een detentiekamp ingericht. Vanuit Noord-Frankrijk werden in totaal 1240 gevangenen naar Hoei gedeporteerd, veelal mijnwerkers die staakten vanwege de slechte omstandigheden die de Duitse bezetting met zich meebracht. Daarnaast hebben nog circa 6000 Belgen en andere nationaliteiten hier opgesloten gezeten. Onder de gevangenen bevonden zich zo'n 100 vrouwen, die apart werden gehouden in één zaal. Een groot deel van de gevangenen werd afgevoerd naar concentratiekampen. In het fort zelf zijn minstens tien personen omgekomen vanwege de erbarmelijke omstandigheden. Daags voor de bevrijding, op de ochtend van 5 september 1944, werden al kleine groepen gevangenen vrijgelaten. Die middag ging de poort wijd open. Na de Tweede Wereldoorlog heeft het Belgische Ministerie van Justitie nog korte tijd (tot december 1946) een interneringskamp in het fort gehad. Het fort nu Vanaf 1946 wordt het fort geëxploiteerd als bezienswaardigheid. Sedert 1957 is er een kabelbaan die toeristen naar het fort brengt. De kabelbaan is na een helikopterongeluk in 2012 buiten gebruik gesteld. Sinds 1992 is in het fort het Museum van het Verzet en van de Concentratiekampen gevestigd. Bezoekers krijgen hier een indruk van het leven in het fort en in concentratiekampen tijdens de Tweede Wereldoorlog.