De oudste vermelding van het kasteel dagtekent van 1326
De oudste vermelding van het kasteel dagtekent van 1326. Het goed was een leen van de Gelderse hertog. Uit die tijd zou de onderbouw van de poorttoren (aan de noordwestzijde) dateren, die in de 15de eeuw in mergel is verhoogd. Voorts bevond zich aan de zuidoostzijde van het complex een donjon. In 1578 werd het kasteel door brand verwoest. Het herstel vond onder Sybert van Eyll vanaf 1598 plaats. In een van de gevels aan de binnenhof jaartalankers 1618. De donjon werd niet herbouwd, de ingang door de poorttoren werd gedicht; de toegang werd verlegd naar de zuidvleugel, waardoor er een directe relatie met de economiegebouwen aan die kant tot stand gebracht werd. Aan de noordkant werd een vleugel die Nederhuis genoemd werd, gebouwd. Hier waren de keukens in onder gebracht.
Pas vanaf de 18de eeuw is er weer sprake van bouwactiviteit. Eigenaar Johan Baptist Joseph de Bierens liet aan de oostkant aan het bestaande 'Nederhuis' een gedeelte bijbouwen, waarmee de nog steeds bestaande opzet van vier vleugels rond een binnenhof voltooid was. In de loop van de 19de eeuw werd de binnenplaats van aanbouwen voorzien. Deze zijn bij de restauratie in de jaren zeventig van de 20ste eeuw ongedaan gemaakt. Toen werden ook weer de brug en toegang door de poorttoren hersteld.
Het kasteel bestaat uit drie vleugels rond een bescheiden binnenhof met de poorttoren aan de noordwestkant. Het gebouw is gedeeltelijk onderkelderd en telt twee in hoogte variërende bouwlagen en kapverdiepingen. De toren aan de noordwestkant telt drie bouwlagen. Het gebouw is voorzien van zadel- en schilddaken gedekt met leien, dakruiter en pirons. Het is opgetrokken in baksteen met toepassing van mergel aan het bovenste deel van de toren.
Interieur. Alleen de vertrekken onder de poorttoren en onder de salons aan de zuidkant zijn onderkelderd. De beide kelders onder het woongedeelte zijn met een tongewelf gedekt en onderling met een aflopende gang verbonden.
Toren met muurtrappen met gordelbogen in de dikte van de muur. Op de verdieping van de toren een vertrek met haard en twee kaarsnissen; op de tweede verdieping twee vensterbanken.
Hoekkamer aan de oostkant met samengestelde balklaag. Ten behoeve van een inmiddels weer verwijderd stucplafond zijn de sleutelstukken en de moerbalk vlak gehakt. Natuurstenen vroeg 19de-eeuwse schouw met voluten op leeuwenpoten. Daarnaast een salon aan de noordoostzijde met laat 18de-eeuws stucplafond, versierd met ruiten met profiellijsten en parelrand. Middendeel met acanthusbladen in hoogreliëf, terzijde fraai gedetailleerde florale motieven, tondo's en slingers van laurierblad die eindigen in vogelkoppen. Schouw tegen de korte zijde. In de keuken een grote schouw met bakoven en droogkasten daarboven.
Op de verdieping een (bij de restauratie onderverdeelde) ruimte met een samengestelde balklaag die van een stucafwerking is voorzien met rondingen tussen de kinderbinten en een profiellijstje bij de aanzet.
De eikenhouten kapconstructie met krommers dagtekent van omstreeks 1600 en de jaren daarna.
Uit een landmeterskaart van 1752 blijkt de situatie ter plaatse: het kasteel ligt binnen een eigen omgrachting. Ook het met bomen beplante voorterrein ligt binnen een omgrachting, die gevoed wordt door de Kwistbeek. Dit terrein, in 1664 'den nyen boogaert' genoemd, heeft die functie tot 1962 behouden. Op de noordwestelijke punt is de watermolen gesitueerd (zie hiervoor onderdeel 5). De omgrachte nederhof met de economiegebouwen aan de zuidwestkant van het kasteel is via een brug met het kasteeleiland verbonden. Ten oosten van het kasteel ligt een geometrisch ingedeeld terrein, dat met paden omgeven en doorsneden is: de siertuin. Het gedeelte waar zich thans het parkbos bevindt is niet nader ingevuld. Toch was daar in het midden van de 18de eeuw wel degelijk sprake van een aanleg. Van omstreeks 1750 dateert een tuinontwerp voor het oostelijke deel van het huidige parkbos, bestaande uit een rechthoek, waarbinnen drie lanen lopen die in een punt bijeenkomen: een zgn. ganzenvoet (patte d'oie). De middelste laan verbreedt zich halverwege tot een ronde vijver. Dat deze ganzenvoetstructuur is uitgevoerd blijkt uit de Tranchotkaart (1804-1805). Deze situatie is in 1825, getuige de kadastrale minuut van dat jaar, niet veranderd. De formele indeling van het park is tussen 1820 en 1842 veranderd in een kleinschalig 'lustbosch'. Over de aard van dit 'lustbosch' worden wij geïnformeerd door de Topografisch en Militaire kaart van 1843-1844 en de topografische kaart uit 1891: het rechter of oostelijke deel van het parkbos heeft een indeling met kronkelende paden en open plekken tussen het geboomte, een inmiddels niet meer zo ronde waterpartij die uitmondt in de Bosbeek en een heuvel, pal tegen de Maasstraat aan die uitzicht biedt over het achterliggende bouwland. Het westelijk deel van het huidige parkbos, lange tijd als bouwland in gebruik (bouwland 't Kempke), werd vlak na 1900 bij het landschapsparkje getrokken. Het padenbeloop is hier wat stijver en ook hier werd een vijver aangelegd met een aantakking aan de Bosbeek. In het park stonden twee koepels (inmiddels verdwenen).
Rond 1850 is het gedeelte van de gracht tussen het kasteeleiland en de nederhof gedempt.
De historische tuin- en parkaanleg valt in wezen uiteen in drie gedeelten:
(a) het kasteel (zie hiervoor onderdeel 1), het poortgebouw met aangebouwde economiegebouwen (zie hiervoor de onderdelen 3 en 4) en de directe omgeving, bepaald door grachten, sier- en moestuinen; dit is een vrij gesloten geheel en heeft in de loop der eeuwen een wisselend open en gesloten karakter gehad; wel was de functie afgestemd op de directe nabijheid van kasteel en economiegebouwen.
(b) de weide voor het kasteel, eveneens omgracht, in de loop der tijd als boomgaard in gebruik geweest; dit is altijd een relatief open gedeelte geweest met een nadrukkelijke visuele en functionele relatie met het hoger gelegen dorp, de molen (zie hiervoor onderdeel 5) en de wasplaats (zie hiervoor onderdeel 6);
(c) het gedeelte ten noorden van kasteel en weide, dat als park fungeert, zij het met een door de eeuwen heen wisselende invulling. Tegenwoordig betreft het een waardevol parkbos met een gebogen lanenpatroon en als bijzondere elementen een druppelvormige vijver waarin een eiland, een tweede vijver (beide gevoed uit de gracht langs het weiland) en langs de rand een verhoging vanwaar zicht op het open land. Bijzondere bomen, zoals enkele grote taxussen, cipres, sequoia, bruine beuk; verder hoofdzakelijk beuk, eik, kastanje en acacia.
https://rijksmonumenten.nl/
Free
40.00 EUR
- Recreation areas
- Children`s playground
- Castle park
baarlo@vvvnoordlimburg.nl
- Private property
- Guided and theme tours
- Castle visiting only in groups by prior arrangement
- Free access during the festivals