Historiek
Historiek.
Het grondgebied van de huidige deelgemeente Ooigem was versnipperd in diverse heerlijkheden, met als belangrijkste de vrijheerlijkheid van Ooigem, een allodiaal domein dat niet aan het grafelijke gezag was onderworpen en enkel afhankelijk was van "God en de zon". Een eigenkerk werd opgericht in onmiddellijke nabijheid van het adellijke woonhuis. Aangezien de kerk zich op grondgebied van de heerlijkheid van Ooigem bevindt, wordt het allodium ook als dorpsheerlijkheid beschouwd. De site heeft vermoedelijk een geschiedenis als castrale motte met circulaire walgracht. Volgens sommige bronnen wordt al in de 9de eeuw op de plaats van het huidige kasteel een castrum of burcht gebouwd als versterkte mote ter verdediging van Harelbeke, die de hoofdplaats was van de Vlaamse graven (forestiers). De versterking was op de meest strategische plaats gelegen, in de buitenbocht van de Leie aan de Ooigemse zijde, waarbij men een vergezicht had op schepen die stroomopwaarts gevaren komen.
De oudst gekende eigenaars van de heerlijkheid met kasteel zijn Lambertus de Odenghem (1080), gebroeders Boudewijn en Gozewijn van Ooigem (1127), R. de Knesnetum (1248); Hugo, kastelein van Gent en Holten (1251-1252). Rond 1260 komt de heerlijkheid Ooigem in het bezit van de heren van Luxemburg. Vermoedelijk laten zij in de 13de eeuw te Ooigem een stenen kasteel bouwen. Op het einde van de 14de eeuw zou op het kasteel een brand gewoed hebben waarbij een vierde van het kasteel werd verwoest. In de tweede helft van de 15de eeuw vermelden bronnen dat het goed vervallen raakt, tegen het einde van de 15de eeuw is het kasteel van Ooigem in zeer verwaarloosde toestand. De bezitter, de familie van Luxemburg, hield er zelfs geen baljuw meer. Tijdens troebelen tussen de Gentenaars en de grafelijke macht wordt de omgeving geplunderd. Ook het kasteel wordt binnengedrongen.
Vermoedelijk is de kasteelsite als centrum van de vrijheerlijkheid van Ooigem oorspronkelijk ook de plaats van de vierschaar, en de schepenkamer/ bestuurshalle. Volgens de literatuur lagen ooit op domein: gevangenissen, stapelplaatsen voor betalingen in natura (kelders), gerechtzaal en schepenzalen (eerste verdieping).
In 1510 wordt de vrijheerlijkheid verkocht aan het Bourgondische geslacht de Gros. In het begin van de 16de eeuw laat Ferry de Gros, heer van Ooigem, de korenwindmolen (zie Bavikhoofsestraat) volledig vernieuwen en het kasteel bewoonbaar maken. Rond het midden van de 16de eeuw (circa 1559?) zou het gebouw waarin de vierschaar huisde door dorpsheer Jean de Gros al omgevormd zijn tot herenwoning.
Tijdens godsdienstberoerten in de tweede helft van de 16de eeuw gaat de streek gebogen onder economische crisis, plunderingen en verwoestingen. Hoewel reeds maatregelen werden genomen vanaf 1567, wordt het kasteel rond 1576 geplunderd door opstandelingen. Bronnen uit 1594-1596 melden dat het kasteel van Ooigem in puin ligt. Wanneer jonkheer Jean de Gros in 1596 de kasteelhoeve verpacht aan Joos de Smet, wordt deze beschreven als: "nederhof ende gheruyneert pachtgoed t'oyghem".
In het basiswerk Flandria Illustrata van de hand van Antonius Sanderus (1641-1644) wordt de heerlijkheid van Ooigem wel vermeld, maar het kasteel niet afgebeeld. Vermoedelijk laat de familie de Gros in de loop van de 17de eeuw het huidige kasteel in traditionele bak- en zandsteenstijl bouwen op de oude grondvesten, mogelijk onder Charles de Gros, zie kaart bij een processtuk voor de Raad van Vlaanderen. Deze Charles de Gros was de eerste heer die er op regelmatige basis verbleef. "'t Hof van Ooigem" wordt ook voor het eerst in 17de-eeuwse bronnen als "casteel" vermeld, voorheen was sprake van een neerhof en een mote.
In 1693 komt de heerlijkheid via erfenis in handen van de familie de Lens. Priester en kasteelheer Nicolaas-Franciscus de Lens laat op het einde van de 17de eeuw het kasteel uitbreiden met een uitsprong waarin een kapel wordt geïnstalleerd. In het tweede kwart van de 18de eeuw (circa 1729?) worden aan het oude kasteel grote veranderingen uitgevoerd, in opdracht van de zoon Nikolaas-Franciscus de Lens. De onderste verdieping wordt omgebouwd tot kelders, de stenen eretrap in Lodewijk XV-stijl wordt geïnstalleerd, alle kamers worden aangepast en ingericht (huidige toestand), onder meer in één van de salons wordt het alliantieschild de Lens - de Beer in de kooflijst van de schouw geïntegreerd. Op het neerhof worden nieuwe paardenstallen en koetshuizen gebouwd. De walgrachten worden voor makkelijker circulatie gedeeltelijk opgevuld en bij de erftoegang aan de dreef wordt een poortgebouw opgetrokken. De familie De Lens-De Beer betrok het kasteel enkel als zomerresidentie. Vermoedelijk wordt door deze kasteelheren ook een grote tuin- en parkstructuur aangelegd.
Het landboek van Ooigem (1778) geeft een gedetailleerd beeld van het kasteel in het laatste kwart van de 18de eeuw. De site bezit een tweeledige walgracht met opperhof - neerhof verdeling, met een zuidelijke aftakking (buitenwal). Binnen de aparte omwalling van het opperhof ligt het kasteel in zijn huidige vorm. Een brug aan de noordwestzijde verbindt het kasteel met de noordelijker gelegen parktuin. Aan noord- en oostzijde liggen nog twee smallere bruggen, om de verbinding naar de Leie en "den aard" met de veerpont te maken. Een stenen brug met poort verbindt het kasteel met het neerhof. Het omwalde neerhof wordt weergegeven als een grote open ruimte, aan drie zijden ingesloten door bebouwing: aan de noordwestzijde een schuur, duiventoren en stalletje; aan de zuidoostzijde een boerenhuis met aangebouwde zuidwestelijke stal, met kleiner bijgebouw en moestuintje ten zuiden en een houten wagenhuis ten noordoosten; aan de zuidwestzijde langsheen de walgracht staat een langgerekt volume, het neerhof is toegankelijk via een poort in de westelijke hoek. Van daar leidt een dreef noordwaarts naar de kerk. Ten noordwesten van de omwalde site ligt de midden-18de-eeuwse tuin- en parkstructuur, oorspronkelijk begrepen tussen de kasteeldreef (thans Desselgemsestraat) en de noordelijker gelegen Wielsbeeksestraat, over de latere Pontweg heen. Op de Ferrariskaart (1770-1778) wordt op het neerhof dezelfde veelheid aan gebouwen weergegeven, de walgracht wordt weergegeven zonder opperhof-neerhof opdeling.
Na de Franse Revolutie wordt de heerlijkheid verkocht aan jonker Thadeus van Sacegem. Het kasteel wordt al sinds 1803 bewoond door Petrus Verhaeghe, burgemeester van Ooigem. Het neerhof wordt circa 1830 verpacht aan A. Van Casseghem. Het langgerekte volume langs de zuidwestelijke gracht en het wagenhuis ten noordoosten van het boerenhuis worden niet meer weergegeven op het primitief kadasterplan (circa 1830). In de loop van de 19de eeuw vervaagt de feodaal geïnspireerde tuin- en parkaanleg; de toestand circa 1850 (zie Van der Maelen) toont een slechts fragmentair bewaarde hoofdas, moestuingronden, boomgaarden en een langgerekt bouwvolume als mogelijke broeikas.
In 1854 wordt het kasteel door erfenis eigendom van Ghislain de Potter. Diens erfgenamen verkopen het kasteel in 1889 aan de toenmalige bewoner, burgemeester Bernard Verhaeghe. Onder diens zoon Alfons Verhaeghe was onder meer Oscar Wilde enkele malen te gast op het kasteel. In het begin van de 20ste eeuw diende het kasteel zelfs tot inspiratie voor Stijn Streuvels in zijn verhaal "Op het kasteel" (1904). In 1910 wordt het kasteel openbaar verkocht en toegewezen aan Henri De Vos, burgemeester van Kortrijk. Zoon Adolphe Verhaeghe bleef er wonen. In 1919 wordt het goed gekocht door Charles Verhaeghe.
In 1937 wordt bij kadaster de afbraak geregistreerd van de hoevegebouwen aan de noordzijde van het neerhof, met uitzondering van de duiventoren. Het boerenhuis met stallingen aan de zuidzijde wordt verbouwd tot hovenierswoning, daarbij worden twee bestaande volumes aan elkaar gebouwd. Over het neerhof wordt een rechte oprit aangelegd die over een vaste brug rechtstreeks tot het kasteel leidt.
De tuin wordt op bescheiden wijze en in beperktere omvang herwerkt, teruggaand op een afgezwakt concept van de 18de-eeuwse parktuin en slechts reikend tot aan de Pontweg. Ten zuidoosten van de site wordt na het dempen van een kleine buitenwal ook een verlandschappelijkte parkaanleg geïntroduceerd. Bij de bevrijding van Ooigem op 8 september 1944 diende het kasteel als veldhospitaal voor gewonde Duitse militairen.
https://inventaris.onroerenderfgoed.be/erfgoedobjecten/89548