Terhove zou in oorsprong een door de Franken overgenomen Gallo-Romeins domein zijn (de inplanting, ten zuiden van de Romeinse kassei naar Tongeren, op de westelijke oever van de Mombeek, getuigt in elk geval van een dergelijke verre voorgeschiedenis), dat vóór 827 door abt Adelardus geschonken werd aan zijn beneditijnerabdij van Corbie (Picardië)
Terhove zou in oorsprong een door de Franken overgenomen Gallo-Romeins domein zijn (de inplanting, ten zuiden van de Romeinse kassei naar Tongeren, op de westelijke oever van de Mombeek, getuigt in elk geval van een dergelijke verre voorgeschiedenis), dat vóór 827 door abt Adelardus geschonken werd aan zijn beneditijnerabdij van Corbie (Picardië).
In 1569 stond de toenmalige abt en kardinaal van Corbie, Karel van Bourbon, al zijn in België gelegen goederen in erfpacht af aan Godfried van Bocholtz, heer van Grevenbroek, voor de som van 12.000 ponden en een jaarlijkse rente van 1.000 pond. Godfried werd bijgevolg heer van Widooie (ook van de andere plaatsen waar Corbie goederen had). Het cijnshof van de proosdij evolueerde op die manier van een geestelijke instelling naar een wereldlijke instelling. De verpanding gebeurde niet zonder meer. De prior en monniken van Corbie verzetten zich tegen de transactie omdat zij te weinig had opgebracht: de totaliteit van de goederen zou een gezamenlijk jaarinkomen van 25.000 ponden hebben gehad. Het proces dat hieruit voortvloeide sleepte aan tot de Franse Revolutie, toen de abdij ten onder ging.
De tweede dochter van Godfried van Bocholtz, Margaretha, erfde het deel van diens bezittingen waarbij Ter Hove hoorde. Margaretha huwde graaf Arnold Huyn van Amstenraedt, heer van Geleen. Via testament kwam Terhove terecht bij hun zoon Willem, die kanunnik was aan het Sint-Lambertuskapittel van Luik en proost van de kapittelkerk te Fosse. Op 22 oktober 1649 verkocht deze Willem Terhove voor 14.215 Brabantse florijnen aan Edmond van Spauwen, via zijn neef Arnold Wolfgang, graaf van Huyn en Geleen. Jan van Omalia, die Terhove pachtte vanaf 1643, vocht deze overdracht aan, omdat in de pachtovereenkomst vermeld stond dat bij een eventuele verkoop de pachter voorrang op kopen zou hebben. Uiteindelijke werd van Omalia in het ongelijk gesteld.
Edmond van Spauwen overleed in 1658 en na de dood van zijn echtgenote, Christina Scroncx, verviel Terhove aan haar zoon, kanunnik Egidius Balthazar van Spauwen. Deze liet het goed na aan zijn nichtje Maria Cecilia de Tiecken, dochter van zijn zus Anna Margaretha van Spauwen en Lucas III Tiecken. Vanaf Maria Cecilia bleef Terhove in handen van de familie de Tiecken, wat de afstammelingen van de familie Huyn van Amstenraedt nog in 1792 hoog zat: blijkbaar was er bij de verkoop van Terhove aan Edmond van Spauwen in het koopcontract vermeld dat het eigenlijk om een verpachting ging en dat Terhove bijgevolg terug in het bezit van de familie kon komen indien zijn een terugkoopsom betaalde. Met de Franse Revolutie moesten ze echter hun hoop op rehabilitatie laten varen. De familie Tiecken was afkomstig uit Tongeren, waar ze geleidelijk fortuin had weten maken. De Tieckens verschijnen als belangrijke kremers en telden een aantal burgemeesters en schepenen onder hun rangen. In de 17de eeuw waren ze kapitaalkrachtig genoeg om als geldschieter op te treden, wat vaak nodig bleek in deze woelige eeuw, en verwierven ze heel wat gronden. Onder Lucas III Tiecken, de eerste die zich ook wel de Tiecken noemde, bereikte de macht van de familie een hoogtepunt: hij was verschillende malen burgemeester vzn Tongeren, schepen bij het Oppergerecht van Vliermaal, maakte deel uit van Tongerse afvaardigingen bij de Luikse staten en trad op als vertegenwoordiger van edelen bij transacties. In 1687 gaf Carlos de Gavre hem de heerlijkheid Hamal in pand voor 20.000 Brabantse florijnen.
Na de dood van Maria Cecilia de Tiecken werd Terhove eigendom van haar zus Anna Christina, meesteres van het Tongerse begijnhof. Zij liet Terhove na aan haar broer Arnold de Tiecken. Dat de familie ondertussen erg gesteld was op het goed blijkt uit een passage in haar testament, waaruit blijkt dat enkel de oudste zoon, of bij zijn afwezigheid de oudste dochter, Terhove mocht erven. Daarbij kwam dat als Arnold kinderloos bleef, zijn weduwe geen aanspraken mocht maken en dat Terhove terug aan de familie de Tiecken toekwam. Arnold de Tiecken overleed in 1756, waarop Terhove, conform de eisen van het testament, werd toegewezen aan zijn oudste zoon Peter Michel. Het is vermoedelijk onder hem dat het Ter Hove op de Ferrariskaart (1774-75) verschijnt.
Ferraris geeft het Château Ter Hoven weer als een grote vierkantshoeve, centraal aan de westelijke zijde van een mijtervormig perceel, dat volledig door wegen wordt omzoomd. Ten oosten van het gebouw zijn tuinen aangelegd, met een klein bijgebouwtje. Binnen het mijtervormig perceel zijn verder ten noord- en zuidwesten boomgaarden te situeren, ten noordoosten drassig terrein en ten zuidoosten een omgracht perceeltje grond. Deze gracht heeft een noordwaartse uitloper. Vanaf de straatgevel van de hoeve vertrekken wegen in westelijke richting naar Bommershoven en in noordwestelijke richting naar Borgloon. Ten zuidoosten van het perceel splitst een pad in zuidelijke richting naar het kasteel van Widooie en in oostelijke richting naar Widooie-dorp. De ruime omgeving, behalve een strook drassig land aan de beek, wordt ingenomen door akkerland. Het terrein ten noorden van het kasteel wordt als Puesbergh benoemd.
Na Peter Michel werd Marie-Michel-Balthazar de Tiecken eigenaar van Terhove, die evenals zijn beide broers van de nood een deugd maakte en vanaf de Franse Revolutie met alle daaropvolgende winden meewaaide: hij vocht onder Napoleon in diens grootste veldslagen, was bevelhebber van het Scheldeleger tijdens de Tiendaagse Veldtocht en eindigde zijn carrière als luitenant-generaal in het Belgisch leger. Hij werd geridderd en tot baron verheven, vanwaar de naam de Tiecken de Terhove. Ter Hove wordt in de Atlas der Buurtwegen (1840-44) aangeduid als Ferme de Mr. Le Général de Tiecken, hoewel het goed al op het voorprimitieve kadasterplan (1828) en blijkens de primitieve kadastrale legger (1840) op zijn minst gedeeltelijk tot kasteel was geëvolueerd.
Op het voorprimitief kadasterplan verschijnt de mijtervorm als rechthoek. De vierkantshoeve blijkt duidelijker uit verschillende componenten te bestaan, beschikt over een uitbouw aan de zuidoostelijke hoek (deze zone wordt in de legger letterlijk als kasteel vermeld) en ten oosten twee dienstgebouwen, waaronder een schuur. De zone ten oosten fungeert als moestuin, de zone ten noorden als boomgaard en het zuidelijke kaver als plaisirtuin, een vroeg landschappelijk parkje met twee vijvers ten zuidoosten (de vroegere zone met omgrachting). Het terrein wordt nog steeds door wegen omgeven en de bestaande uitvalswegen in westelijke en oostelijke richting zijn aangevuld met een nieuwe dreef, in de richting van de steenweg Tongeren-Borgloon ten noorden (deze weg werd in 1819-20 aangelegd).
Toen de generaal kinderloos stierf in 1848 erfde zijn broer Rutger Peter zowel het goed Terhove als de eraan verbonden baronnentitel. Rutger Peter had het weten schoppen tot kapitein-adjudant-majoor van de lijfwacht van Lodewijk-Napoleon en eindigde zijn carrière als lid van het Nationaal Congres en volksvertegenwoordiger voor het arrondissement Maastricht. Zijn oudste dochter, gehuwd met Hendrik Willem Breuls, erfde Terhove in 1860.
Terhove evolueerde – alleszins op cartografisch niveau – voorlopig weinig: het primitieve plan van het Dépôt de la Guerre (1878) herbevestigt het voorprimitieve beeld. De Ferme is ondertussen Château de Terhoven geworden. In het park worden twee wegels aangeduid, één vanaf de zuidwestelijke hoek in de richting van het kasteel, één vanaf het oosten in de richting van de hoeve. De toegang tot beide functies is hierdoor, zoals de tijdsgeest eiste, gescheiden gehouden. Ook op de latere uitgave van de kaart, met de revisie van 1903 door het Militair Cartografisch Instituut, is deze zuidelijke oprit, die vandaag niet meer bestaat, afleesbaar.
Kleine transformaties omstreeks 1884 (schets 1884/9), 1910 (schets 1910/12) en 1955 (schets 1955/2) brachten het kasteel tot zijn huidige uitzicht en omvang.
https://inventaris.onroerenderfgoed.be/erfgoedobjecten/31755