Het Egmontkasteel of Kasteel van Egmont is een kasteel in het Egmontpark in de Belgische stad Zottegem
Het Egmontkasteel of Kasteel van Egmont is een kasteel in het Egmontpark in de Belgische stad Zottegem. Het kasteel kent een bewogen geschiedenis die teruggaat tot de 11de eeuw. In de 16de eeuw kwam het kasteel in het bezit van Lamoraal van Egmont, de graaf die in 1568 onder Alva op bevel van Filips II onthoofd werd op de Brusselse Grote Markt. Op het einde van de 18de eeuw raakte het pand in verval en in de 19de eeuw werd het ingrijpend verbouwd. Het wordt sinds 1982 als openbare stadsbibliotheek gebruikt. Na de restauratie van het kasteel aan het einde van de 20ste eeuw worden in de ridderzaal burgerlijke huwelijken voltrokken en gemeenteraadszittingen gehouden. Het Egmontkasteel is een beschermd monument (het noordelijke deel sinds 1964; het zuidelijke deel, de walmuur, de brug en het Egmontpark sinds 1987).
Geschiedenis
Heren van Zottegem
De oorsprong van het kasteel als burchtsite loopt minstens terug tot de 11de eeuw. Men mag veronderstellen dat er reeds ten tijde van de oudst gekende heer van Zottegem, Rothardus, die in een charter van 1083 opduikt, een versterking bestond. Deze versterking had waarschijnlijk de vorm van een mottekasteel, een aarden heuvel met een houten toren en een lager gelegen erf.
Omstreeks 1150 werd er een natuurstenen donjontoren opgetrokken en een natuurstenen zaalkerk (burchtkapel). Van die twaalfde-eeuwse burchtkapel werden tijdens archeologische opgravingen in 1994 de sporen blootgelegd. De middeleeuwse burcht maakte deel uit van een uitgebreide vestinggordel tussen de gebieden behorend aan de Franse kroon en het Duitse keizerrijk. Eind twaalfde eeuw was Walter (Wouter) II heer van de versterking in Zottegem; hij liet de grote zaal herbouwen in baksteen. Walter II stond in dienst van graaf van Vlaanderen Boudewijn IX en nam van 1202 tot 1204 deel aan de Vierde Kruistocht. Hij kreeg een leen van 80 lb. van de Franse koning Filips II August; Boin chevalier Gauthier de Sotenghien Walter II stierf in 1212 bij het beleg van Luik in dienst van Hendrik I van Brabant. In 1214 streden kasteelheren Walter (Wouter) III en Boudewijn van Zottegem (halfbroers van legeraanvoerder Arnulf IV van Oudenaarde) mee tegen de Franse koning in de Slag bij Bouvines; hun kamp verloor echter. In 1215 verging hun schip richting Engeland (om daar Jan zonder Land te verdedigen tegen opstandige baronnen) tijdens een storm op de Noordzee .
Geslacht Edingen
Hun zus (en enig overgebleven erfgenaam) Aleide (Adelheid/Ida) trouwde in 1219 met ridder Zeger I van Edingen, waarop het kasteel in handen kwam van het geslacht Edingen. Het kasteel werd voor het eerst vernoemd in een akte van die Zeger I in 1229. Zeger bouwde een nieuwe grote zaal en omringde het kasteel met een muur. Na zijn dood rond 1246 werd Zeger opgevolgd door Walter I en nadien door Walter II. Diens zoon Geraard II huwde in 1280 met de oudste dochter van de Gentse burggraaf Hugo III en erfde zo het burggraafschap van Gent. In 1286 erkende Geraard II Jan van Avesnes als leenheer en droeg zijn erfgoed (behalve de Vrijheid Zottegem en de 'toren van Zottegem') dus in leen op aan de graaf van Henegouwen. Kasteelheer Geraard van Zottegem (van 1280 tot 1307 burggraaf van Gent) kreeg samen met drie andere edelen na de Guldensporenslag de opdracht in 1304 om te onderhandelen met koning Filips IV van Frankrijk, wat leidde tot het verdrag van Athis-sur-Orge. Hugo V van Zottegem was de laatste effectieve burggraaf van Gent; hij overleed rond 1321.
Geslacht Melun
Hugo V van Zottegem stierf kinderloos; Zottegem, Heusden en het burggraafschap Gent kwamen daardoor in handen van Maria van Zottegem, dochter van Geraard II en tante van Hugo V. Na Maria's dood 1323 in werd het kasteel het bezit van haar dochter Isabella (Isabeau) van Antoing, burggravin van Gent, die in 1327 bij haar derde huwelijk trouwde met groot kamerheer van Frankrijk Jan I van Melun. Zo werd het kasteel verworven door het geslacht Melun. De versterking werd in 1381 ingenomen tijdens de Gentse Opstand tegen de graaf van Vlaanderen Lodewijk van Male, maar de Gentenaren werden al snel verdreven door Lodewijk de Haze. Kasteelheer Hugo van Melun streed mee in de Slag bij Nicopolis maar werd door de Turken gevangen genomen en terechtgesteld. Zijn zoon kasteelheer Jan II van Melun werd kamerheer van Filips de Goede en werd in 1432 benoemd tot ridder in de Orde van het Gulden Vlies.
Geslacht Luxemburg-Fiennes
Het kasteel kwam in de vijftiende eeuw in handen van het huis Luxemburg-Fiennes (een zijtak van het huis Luxemburg). Philipotta, dochter van Jan II van Melun, kreeg immers bij haar huwelijk met Thibaut van Luxemburg de heerlijkheid Zottegem als bruidsschat mee. In 1452 belegerde en plunderde de graaf van Étampes Jan van Bourgondië de burcht tijdens de Gentse opstand tegen Filips de Goede. Jan van Luxemburg herstelde een deel van de vernielde burcht tussen 1477 en 1485. Op 29 mei 1516 ontving Jans broer en opvolger Jacobus II van Luxemburg-Fiennes (Gulden Vliesridder en kamerheer van aartshertog Maximiliaan) de zestienjarige Karel V in het kasteel.
Negentiende en twintigste eeuw
D'Hane de Tervarent had intussen zijn cijnspacht afgestaan aan Jean-Baptiste Depoortere. In 1830 werd het kasteel tot een tweewoonst verbouwd. Depoortere startte een linnen- en lijnwaadhandel, woonde in het zuidelijke deel en verhuurde het noordelijke deel door, vanaf 1849 aan Julien Ceuterick. Op de Vandermaelenkaart (1846-1854) is de omwalling bij het Ancien Château du Comte d’Egmont verdwenen. In 1854 erfden de graven Henri en Camille Duchastel het Egmontkasteel. Toen in 1867 de erfpacht verviel, kwam het in handen van Julien Ceuterick en notaris Charles-Louis Vandemergel, die respectievelijk het zuidelijke en het noordelijke gedeelte kochten. Datzelfde jaar nog liet Ceuterick een traphal met verdieping en een voorgevel in neorenaissance bouwen met Euvillekalksteen naar een ontwerp van de Gentse architect Émile Van Hoecke-Peeters [14]. Na de dood van Charles-Louis Vandemergel kwam het noordelijke deel in 1893 in handen van zijn kinderen Ernest en Sara. Zij verkochten het noordelijke deel in 1904 aan Charles Schockaert, wiens ongehuwde dochter dit gedeelte van het kasteel tot haar overlijden in 1953 zou blijven bewonen. In 1927 werd het zuidelijke deel verkocht aan Jules Bernaeyge, die de resten van de walmuur liet slopen en de wallen voor het grootste deel liet dempen. Langs de zuidzijde werd de huidige Graaf van Egmontstraat boven op de vroegere omwalling aangelegd. In 1945 werd het (niet meer door de eigenaars bewoonde) zuidelijk gedeelte van het Egmontkasteel aangekocht door dokter Jules Gevaert uit Bevere.
In 1957 kocht de stad Zottegem het noordelijke gedeelte van de zus van de laatste bewoonster voor anderhalf miljoen frank en in 1965 het zuidelijke gedeelte van de erfgenamen van Jules Gevaert voor 2,2 miljoen frank. Vooral dat zuidelijke gedeelte van het Egmontkasteel werd in de loop der jaren voor alles en nog wat gebruikt. Van 1938 tot 1948 nam het Sint-Elisabethziekenhuis er zijn start, later kregen een paar klassen van de nabijgelegen scholen er onderdak (van 1948 tot 1951 het Koninklijk Atheneum Zottegem en van 1952 tot 1965 het College Onze-Lieve-Vrouw van Deinsbeke).
In het midden van de jaren 60 gebeurden er forse inspanningen om het kasteel een deel van zijn allure terug te geven. Men ging op zoek naar sporen van de oorspronkelijke burcht en het kasteel werd gedeeltelijk gerestaureerd. Een tijdje bevond het Museum voor Folklore zich in het kasteel en trachtte men een "Museum van de 16de eeuw" uit te bouwen. Hoogtepunt was het "Egmontjaar” in 1968, toen men de vierhonderdste verjaardag van de dood van Lamoraal van Egmont vierde met een tentoonstelling "Lamoraal graaf van Egmont en zijn tijd". Het Egmontkasteel kreeg in dat jaar gedurende een paar maanden opnieuw een zestiende-eeuws kleedje aangemeten.
Het pand werd daarna een tijdje gebruikt als onderkomen voor de Stedelijke Academie voor Beeldende Kunsten, terwijl in de kelders een alternatieve kunstgalerij werd ingericht. Intussen was de bibliotheek er neergestreken en toen het bibliotheekwezen grondig werd gereorganiseerd, verhuisde de Openbare Stadsbibliotheek naar het kasteel. In 1986 werd er ten behoeve van de bibliotheek aan de zuidgevel een nieuwbouw opgetrokken, die in contrast staat met het oude kasteel.